Soms weet je dat er iets wil veranderen in je leven, maar voel je geen echte drang om “innerlijk werk” te doen. De woorden raken je niet, de methode lijkt abstract — je begrijpt het wel, maar het voelt niet van jou.
Dat is niet vreemd. Wanneer je lange tijd hebt geleefd op verstand, analyse en overzicht, heeft je brein geleerd vooral vanuit de linkerhersenhelft te functioneren: duidelijk, efficiënt, logisch. Die kant kan alles begrijpen, behalve waarom iets je niet raakt.
De rechterhersenhelft — waar empathie, toon, ritme, lichaam en verbeelding wonen — blijft in zulke perioden vaak in sluimerstand. Ze vertrouwt de omgeving nog niet genoeg om open te gaan. Daarom kan innerlijk werk in het begin wat vlak of afstandelijk voelen: je hoort de woorden, je begrijpt de uitleg, maar iets in jou blijft op de rem staan.
Er is niets mis met jou als dat zo is. Het betekent alleen dat je systeem voorzichtig begint te schakelen. Je hoeft niets speciaals te kunnen — het werk zelf wekt de delen van je hersenen die nog slapen. Elke ademhaling, elke sessie, elk moment van aandacht stuurt een klein signaal van veiligheid naar de rechterhersenhelft: ‘Het is oké om weer te voelen.’
Zo groeit het vermogen om geraakt te worden niet vóór het werk, maar door het werk zelf. De weg begint precies waar je nu bent.
Hoe het brein werkelijk luistert
Bij intens werk staat je brein niet open als een ontvanger, maar als een bewaker. Wanneer iets spannend, nieuw of te dichtbij is, neemt het autonome zenuwstelsel het roer over: de amygdala scant op dreiging, de insula sluit haar luikjes, de hippocampus (ons tijd- en plaatsgeheugen) gaat in sluimermodus, en de prefrontale cortex — de plek waar betekenis en overzicht ontstaan — verdwijnt naar de achtergrond.
Kortom: je bent aanwezig, maar niet aanwezig-aanwezig. Je functioneert dan vooral via je linkerhersenhelft: taal, redeneren, overzicht houden. Die kant is briljant in analyseren, maar arm aan gevoelstoon. Alles klinkt alsof het door een glazen wand komt: je hoort de woorden, maar het lijf weet niet wat ermee te doen.
Wanneer het lichaam eerst mag spreken
In lichaamsgericht werk draaien we die volgorde om. Eerst het lichaam, dan de taal. Het moment dat je trilt, zucht of opeens moe wordt — dat is je rechterhersenhelft die zich weer meldt: de plek van toon, beeld, ritme en empathie. Daar ligt de ingang naar symboliek, naar de manier waarop mensen communiceren zonder woorden — via gebaren, stem, muziek, beelden of een zinnetje dat onverwacht raakt.
Maar zolang de rechterhersenhelft niet vertrouwt dat het veilig is, blijft ze stil. Ze laat de linkerhelft het woord doen, en jij denkt: ‘Ik begrijp het niet — dit raakt me niet.’
Dat geldt niet alleen in therapie, maar ook in het dagelijks leven: muziek, poëzie, schilderkunst, dans — alles wat uit de gevoelslaag spreekt — kan je dan vreemd of overdreven voorkomen. Je hoort of ziet het wel, maar het betreft je niet. Pas wanneer het zenuwstelsel ontspant, en de rechterhersenhelft weer mee mag doen, begin je de ondertoon te verstaan — de betekenis die niet in woorden past, maar in resonantie.
Wat er onder de motorkap gebeurt
Tijdens een sessie waarin je diep zakt, neemt het limbisch systeem het tijdelijk over. De hippocampus schrijft dan niets op — letterlijk: er wordt geen verhaal opgeslagen. Dat is waarom je later soms niet weet wat er gebeurde, of pas dagen later voelt hoe groot het was. Het brein beschermt zichzelf tegen overspoeling door tijdelijk offline te gaan.
Pas wanneer het systeem rust voelt, gaat de hippocampus weer aan, en kun je de herinnering terugzien als iets van vroeger in plaats van iets van nu.
Dat is ook waarom het terugkijken of terugluisteren van opnames, of het lezen van een transcript of verslag, zo krachtig werkt: je herbeleeft niet, maar kijkt opnieuw met je cortex online. Je ziet wat je lichaam deed op het moment dat je denkende brein even afwezig was. Zo leg je verbinding tussen impliciet (gevoeld) en expliciet (begrepen) geheugen.
Veel mensen zijn verrast wanneer hun begeleider zich nog levendig herinnert wat er in die diepte gebeurde — bewegingen, stemveranderingen, microreacties — terwijl zijzelf zich daar niets meer van weten. Dat verschil is geen geheugenfout, maar neurobiologie: de ene hersenlaag was actief, de andere niet. En precies dát is wat later hersteld wordt: het vermogen om aanwezig te blijven bij wat er gevoeld wordt, zonder het te verliezen of te vergeten.
De klik van begrip
Die ene zin: ‘Ah, dit begrijp ik ??’ — dat is het moment waarop de rechter prefrontale cortex, de insula en de hippocampus weer meedoen. De hersenbrug (het corpus callosum) stuurt eindelijk verkeer tussen beide kanten: de woorden krijgen kleur, het beeld krijgt grond. Het zenuwstelsel ademt uit.
Vanaf daar kan symbolische taal weer binnenkomen. Dezelfde woorden die eerder te vaag leken, klinken nu warm, precies en persoonlijk. Het is niet dat de taal veranderde — jouw brein kwam online.
Innerlijk werk begint vaak met “ik voel niets” en eindigt met “ik begrijp wat ik voelde.”
Tussen die twee zinnen ligt de hele weg van het zenuwstelsel dat weer leert samenwerken met de geest.
Wil van Moerkerk – The Orchid Path
Waar het lichaam eerst mag spreken, zodat het brein later weet wat het bedoelt.
